Nu pas kan ik weer beginnen

Faris is 35 jaar. Bijna tien jaar geleden verliet hij zijn thuisland Syrië. De oorlog verwoestte alles wat vertrouwd was. In het begin was er chaos, later kwam IS. Hij zag hoe alles om hem heen verdween. Zijn werk, veiligheid, toekomst. Zijn ouders, zussen en broer vertrokken, maar hij kon niet met hen mee. Hij bleef alleen achter, zonder plan, zonder richting.

“Ik wist niet wat ik moest doen,” zegt hij. “Maar ik voelde dat blijven geen optie meer was.” Uiteindelijk besloot hij te vluchten, in de hoop ergens opnieuw te kunnen beginnen.

Lang onderweg

Via Turkije begon hij aan een lange en onzekere reis. Engeland, Roemenië, Duitsland. Faris doorkruiste Europa, vaak zonder duidelijk doel. De grenzen sloten zich één voor één. Toen hij Nederland bereikte, had hij niets meer dan zijn rugzak en de wil om te overleven.

Wat volgde, was vijftien maanden wachten bij de IND. Een periode vol onzekerheid en angst. “Die tijd… ik was nergens. Je leeft, maar het telt niet.” Na lang wachten werd hij geplaatst in Friesland. Hij probeerde er een leven op te bouwen, maar het lukte niet. Alles voelde ver weg: taal, cultuur, werk. Er was niemand die hij kende. Twee jaar lang probeerde hij er het beste van te maken, maar uiteindelijk vertrok hij naar Amsterdam.

Mogelijkheden in de stad

Amsterdam gaf hem lucht. Hier kende hij mensen, al waren het er maar een paar. Hij vond werk bij IKEA, deelde een kamer met een vriend. Voor het eerst sinds lange tijd had hij iets van structuur. Hij werkte ook een tijdje in Almere, in een studio. Maar het was telkens tijdelijk, nergens vond hij een thuis.

“Ik heb op zoveel plekken geslapen,” zegt Faris. “Bij vrienden, in hotels en bij de opvang. Je leeft tussen tassen.” Uiteindelijk kwam hij terecht in een passantenhotel in Amsterdam-Oost. Daar werd hij opgevangen door de Regenboog Groep en HVO-Querido. Ze hielpen hem met het aanvragen van urgentie voor een woning. En toen gebeurde het onverwachte: hij kreeg een huis.

Zijn eigen plek

Het is nog kaal. De muren zijn wit, de vloer leeg. In de keuken staan er twee opklapstoeltjes. Maar het is van hem. Zijn naam staat op de brievenbus, de sleutel ligt in zijn jaszak.

“Ik slaap nog steeds slecht,” geeft hij toe. “Maar ik weet: als ik thuiskom, is er een deur die opengaat. En dat is mijn deur.”

Na jaren van onrust begint hij langzaam te wennen in zijn nieuwe buurt. Hij kent wat mensen in de stad, sport ’s avonds om zijn hoofd leeg te maken. Hij wil stoppen met roken, gezonder leven, en bovenal: hij wil een toekomst. Zijn vrouw woont nog in Turkije, hij hoopt dat ze snel bij hem kan zijn.

“Ik voel dat ik veel tijd ben kwijtgeraakt. Soms lijkt het alsof ik tien jaar heb weggegooid,” zegt hij stil. “Maar ik probeer dat los te laten. Ik ben nog hier. En ik ben nog niet klaar.”